Brokkelige, losse maskerdeeltjes en de kwetsbaarheid van onze longen

26a

Zelfs van mondmaskers die net uit de verpakking zijn gehaald, werd aangetoond dat zij deeltjes en losse en/of vervuilde vezels bevatten die je beter niet kunt inademen. De langetermijn-gevolgen van langdurig mondkapjesgebruik kunnen dan ook ernstig zijn.

Oorspronkelijk artikel in het Engels, Copyright PDMJ.org en de auteur(s). Voltooid, peer-reviewed door gediplomeerde artsen (MD’s) en geredigeerd, 24 september 2020. Vertaald en van aanvullende verklarende voetnoten voorzien door E. W. J. Maatkamp. Deel 1 van vierdelige serie over de gevaren van mondkapjes. Deel 2 is al eerder gepubliceerd op de website van Ademvrij: https://www.ademvrij.nu/microbiologische-uitdagingen-bij-mondkapjesgebruik

Samenvatting

Tot aan onze moderne tijd kende de mensheid geen geschiedenis van massaal mondkapjesgebruik. Het is daarom belangrijk om de mogelijke gevolgen van dit maatschappij-brede experiment te overdenken. De gevolgen voor de gezondheid van individuen zijn nog niet bekend. Mensen die mondkapjes dragen, hebben een meetbaar hogere/sterkere inspiratoire flow dan niet-dragers.

Deze studie richt zich op nieuwe mondkapjes die zo uit de verpakking komen, en stoffen mondkapjes die (machinaal) gewassen zijn. De mondkapjes werden microscopisch onderzocht. Kleine losse deeltjes werden op elk type mondkapje waargenomen. Ook had elke type mondkapje zowel losse als vaste vezels. Als elk vreemd deeltje en elk vezeltje in elk mondkapje altijd goed bevestigd is en niet kan losraken door luchtstromen, zou er geen risico zijn dat zulke deeltjes en vezels ingeademd worden.

Maar als ook maar een klein deel van de vezels kan losraken door luchtstromen, of als er tijdens de productie, het verpakken of het verplaatsen van de mondkapjes stof, productresten of ander materiaal in de mondkapjes achterblijft, dan bestaat niet alleen de mogelijkheid dat er vreemde materialen in de luchtwegen terechtkomen, maar ook dat die materialen in het diepere longweefsel terechtkomen, waar zij potentieel schade kunnen veroorzaken.

Inleiding

Onze neus en mond zijn de twee toegangswegen naar ons ademhalingssysteem. Er is geen geschiedenis van een soort die vrijwillig of onvrijwillig deze openingen naar de luchtwegen en de longen deels of geheel blokkeerde [om de lucht te filteren]. Er is (1) geen biologische geschiedenis van zulk een soort en (2) er is geen geschiedenis van hoe zij zich aan zo’n nieuwe praktijk hebben aangepast of hoe zij die nieuwe praktijk eventueel hebben overleefd. Maar zeer recent, midden 2020, is het gebruik van mondkapjes/mondmaskers in de hele wereld (in sommige landen meer dan andere) door mensen gemeengoed geworden, of dat nu gebeurde onder dwang van overheden, omdat werkgevers het eisen, omdat onderwijsinstellingen en winkeliers het verplichten, of door sociale druk in de eigen directe omgeving.

De hoofdreden achter deze redenen is dat er sinds 2020 in de hele wereld grote angst voor COVID-19 is en een verlangen naar bescherming ertegen. Mensen zijn gepusht of worden anderszins gedwongen om ‘gezichtsmaskers’ te dragen, naar beweerd wordt om ‘de verspreiding van COVID-19 te vertragen’. De reactie van het algemene publiek is het dragen van chirurgische wegwerpmaskers en een veelheid aan stoffen maskers en andere gezichtsbedekkende middelen.

In de westerse wereld werden deze maskers tenminste niet buiten de ziekenhuizen gedragen (niet buiten operatiekamers en intensive care units), of buiten andere zorggerelateerde situaties. Eerder onderzoek heeft ruimschoots aangetoond (1) dat er geen duidelijk bewijs is dat het dragen van een mondkapje enig voordeel biedt, met name wat betreft de verspreiding van virale infecties, en (2) dat er goed gedocumenteerde risico’s zijn. Bewijs uit peer-reviewed klinische studies en meta-analyses van problemen met de effectiviteit en veiligheid van mondkapjes zijn samengevat in dit artikel.[2]

De optimale zuurstofopname bij mensen is berekend zonder welke obstructie van de luchtwegen ook. De US Occupational Safety and Health Administration (OSHA)[3] heeft bepaald dat de optimale hoeveelheid zuurstof in de lucht voor mensen tussen de 19,5 en 23,5 procent ligt. In vroeger tijden, vóór COVID-19, eiste de OSHA dat elke ruimte waarin de zuurstofconcentratie onder de 19,5 procent lag als ‘onveilige werkomgeving’ gelabeld werd.[4] Het zuurstofpercentage in de kleine ruimte binnen het mondkapje bedraagt binnen enkele seconden na het opzetten over het algemeen 17,4 procent.

Waargenomen is dat de ‘maximale vrijwillige ventilatie’[5] en de ‘maximale inspiratoire druk’[6] toenemen naarmate men grotere hoogten bereikt, waarbij de zuurstofconcentratie geleidelijk daalt[7]. Die toename werd ook gemeten bij hen die op grote hoogte leven en werken.[8] Omdat zuurstof – in de juiste hoeveelheid – zo essentieel is voor het leven, hebben mensen en dieren het vermogen gekregen om verschillen in zuurstofconcentratie op te merken en snel te reageren op veranderingen in die concentratie.

De ‘medulla oblongata’[9] (het verlengde merg) en de ‘carotislichaampjes’[10] zijn gevoelig voor zulke veranderingen. Een verminderde zuurstofconcentratie en een verhoogde kooldioxideconcentratie stimuleren de ventilatie[11] doordat het lichaam snel meer zuurstof probeert binnen te krijgen.[12] Als compenserend mechanisme zien we dat de inspiratoire flow meetbaar hoger is bij mondkapjesdragers dan bij mensen in de controlegroep (zij die geen mondkapje droegen).[13]

De vraag die zich dan aandient is: als bij het dragen van een mondkapje de inspiratoire flow (de luchtstroom bij het inademen) sterker wordt dan normaal, zit elke vezel van het masker dan wel vast genoeg zodat hij niet ingeademd wordt en in de longen van de drager terechtkomt? Is het voldoende wanneer de meeste van deze vezels goed vast zitten? Of moet elk deel van elke vezel te allen tijde goed vast zitten?

De gebruikte materialen

Van geïnhaleerde katoenen vezels is aangetoond dat zij subpleuraal[14] ‘grondglas opaciteiten’[15] kunnen veroorzaken aan het oppervlak van het longvlies, alsook een centrilobulaire[16] en peribronchovasculaire[17] interstitiële[18] verdikking en een fibreuze verdikking van het peribronchiale interstitium (verdikte bronchuswanden). Met infraroodspectrometrie werd vastgesteld dat de vreemde lichamen in de longen een patroon hadden dat identiek was aan cellulose en veroorzaakt moest zijn door de geïnhaleerde katoenvezels.[19] Katoen en zelfs zijde kan bijdragen aan de ontwikkeling van COPD bij textielwerkers.

Byssinose is een longaandoening (vernauwing van de luchtwegen) die vooral gerelateerd wordt aan de textielindustrie (met name in ontwikkelingslanden waar niet voldoende ventilatie aanwezig is). Wanneer textielwerkers in de werkomgeving blootgesteld werden aan organische stofdeeltjes van textiel, ontwikkelden zich zowel omkeerbare als onomkeerbare longaandoeningen zoals astma en COPD.[20] Daarbij moet in gedachten gehouden worden dat textielwerkers die geen mondmasker dragen een minder sterker respiratoire flow hebben dan zij die er wel een dragen.

Daarom is er des te meer reden dat de vezels, achtergebleven reststoffen (door productie, verpakken of anderszins hanteren) en andere deeltjes die aan het mondkapje vastzitten/hechten, volledig intact blijven. Dat geldt – bij elke ademteug en te allen tijde – voor elk vezeltje en voor elk deel van elk vezeltje, zelfs tot een grootte van nanometers.

Chirurgische wegwerpmaskers zijn gemaakt van synthetische vezels, inclusief polymeren zoals polypropeen (ook polypropyleen genoemd), polyurethaan, polyacrylonitril (ook wel bekend als polyvinylcyanide en Creslan 61), polystyreen, polycarbonaat, polyethyleen of polyester. Er is een binnenlaag van zachte vezels, een middenlaag (een non-woven of niet-geweven smeltgeblazen[21] filterlaag), en een waterresistente buitenlaag van non-woven vezels.[22] Deze studie toont FT-IR spectra[23] van de afbrekende vezels van wegwerpmaskers. Wat men ontdekte was dat wegwerpmaskers een nieuwe bron van vervuiling door microplastieke vezels kunnen worden, omdat zij afgebroken of gefragmenteerd kunnen worden in kleinere deeltjes/stukjes.[24]

Onderzoek naar synthetische vezels heeft een correlatie aangetoond tussen het inhaleren van synthetische vezels en verschillende bronchopulmonale ziekten zoals astma, alveolitis (ontstoken longblaasjes), chronische bronchitus, bronchiëctasie (chronische abnormale verwijdingen van de bronchiën[25]), fibrose, spontane pneumothorax (klaplong) en chronische longontsteking. Celproliferatie (een toename van het aantal cellen als gevolg van celgroei en celdeling) in de vorm van histiocyten (macrofagen) en fibroblasten (speciale cellen die deeltjes inkapselen in vezelig weefsel) werd vastgesteld in de longen van hen die blootstonden aan synthetische vezels in de omringende lucht. Focale[26] laesies[27] in de longen vertoonden granulomen[28] en collageenvezels die fijnstof en longvezels bevatten. Sommige van de longziekten ten gevolge van deze blootstelling waren omkeerbaar (konden genezen worden), terwijl bij andere patiënten al longfibrose[29] was ontstaan.[30]

De zogenaamde bioburden[31] van mondkapjes is ook aangetoond. Deze studie (noot 33) toonde op elk type masker dat onderzocht werd een bioburden aan, zelfs na het eerste gebruik in een schone chirurgische omgeving. Het spreken tijdens het gebruik van mondkapjes resulteerde ook in een significant hogere bioburden (gekweekt uit monsters genomen van de binnenkant – de gezichtskant – van de mondkapjes).[32]

Mogelijk risico op longfibrose

Longfibrose is een van de ergste ziekten die een mens kan krijgen of waarvan men getuige kan zijn. De ziekte doodt heel langzaam door de vorming van een steeds dikker wordende ‘matrixformatie’, een soort littekenweefsel dat de alveoli (de longblaasjes) ‘verstopt’ (de wanden van de longblaasjes worden steeds dikker) zodat de zuurstofuitwisseling vermindert. De ziekte wordt mettertijd erger en zorgt ervoor dat het slachtoffer langzaam stikt. Binnen de conventionele geneeskunde is er niets beschikbaar wat de lijder kan helpen.

Noch medicatie, noch bestraling kan de schade die door de fibrotische matrix in de longen aangericht is ongedaan maken. Ook chirurgie is geen optie: het verraderlijke, zich in de longen ontwikkelende verstikkende ‘net’ dat het leven van de patiënt langzaam maar zeker uitdooft, kan niet operatief verwijderd worden. Ook in de natuurgeneeskunde of alternatieve geneeskunde zijn er geen geneesmiddelen of -methoden bekend. Er zijn geen nutriënten, kruiden of behandelmethoden bekend die de fibrogenese ook maar een beetje kunnen reduceren of wegnemen. De overlevingskans binnen 5 jaar is slechts 20 procent.[33] De enige remedie tegen deze plaag is een zorgvuldige preventie van het inhaleren van kleine tot microscopisch kleine vreemde lichamen (deeltjes).

Geïnhaleerde deeltjes, vooral nanodeeltjes, kunnen het proces van longfibrose beginnen door vrije radicalen te vormen zoals ‘superoxide anionen’ (als zuurstof een extra elektron opneemt, ontstaat een superoxide anion radicaal, weergegeven als O2•-). De resulterende oxidatieve stress[34] bevordert ontstekingsreacties en oppervlaktereactiviteit.[35], [36] De pathogenese[37] van idiopathische[38] longfibrose begint wanneer de Type II cellen[39] in de longblaasjes beschadigd worden en de epitheliale laag[40] (waarvan deze cellen deel uitmaken) niet meer volledig geneest. Interstitiële fibroblasten ontwikkelen zich (vormen zich om) tot myofibroblasten, die zich verzamelen in fibrotische foci (gebieden) en vezels vormen met samentrekkende eigenschappen.[41] Dit wordt gevolgd door de synthese en afzetting van een extracellulaire matrix, die een sleutelrol lijkt te spelen in het belemmeren van de zuurstofuitwisseling door de longblaasjes.

Deeltjes in groottes van nanometer tot micrometer zijn ook aangewezen als mogelijke veroorzakers van longfibrose.[42] In de lucht aanwezige nanodeeltjes zijn vooral gevaarlijk voor de longen, maar ze zijn klein genoeg om transcytose[43] te ondergaan door de epitheliale en endotheliale[44] cellen, zodat zij in de bloedstroom en het lymfevatenstelsel terecht kunnen komen en zodoende het cardiovasculair systeem (hart- en vaatstelsel) kunnen bereiken, alsook de milt en het beenmerg. Er is ook vastgesteld dat zij langs de axonen[45] en dendryten[46] van het centrale zenuwstelsel en de ganglia (zenuwknopen) komen – een fenomeen dat al tientallen jaren bekend is.[47]

Geïnhaleerde deeltjes van 20 nanometer – meer dan nanodeeltjes van andere groottes – zijn afgezet in de alveolare regio (de longblaasje) tijdens het ademhalen door de neus van een persoon die zich in ontspannen toestand bevond.[48]

De gebruikte methoden

Wij hebben de hollle binnenkant of ‘gezichtskant’ van verschillende soorten nieuwe mondkapjes microscopisch onderzocht. Deze mondkapjes zijn nadat ze door de producent afgeleverd waren direct uit de verpakking genomen. Ze waren dus niet gedragen. Alleen het stoffen masker (in de reeks foto’s hieronder is het de bovenste rechts) was één dag gedragen, vervolgens gewassen en daarna nooit meer gedragen.

De volgende typen mondkapjes zijn onderzocht en eerst (macroscopisch) met het blote oog bekeken.

Cup Masker

1

Stoffen masker, een dag gedragen, daarna niet meer

2

N-95 masker #1

3

N-95 masker #2

4

Chirurgisch mondmasker

5

De volgende foto’s zijn van dezelfde maskers als hierboven, maar nu met 40x tot 100X vergroting. Foto’s met een hogere resolutie zijn afkomstig van andere bronnen (zie Bijlage A).

Cup masker: deeltjes en vezels die verontreinigd lijken te zijn

6

7

 

8

 

9

Stoffen masker: deeltjes en losgeraakte vezels, een dag gedragen en daarna gewassen

10

11

 

12

 

13

Chirurgisch masker: deeltjes en vezels die verontreinigd lijken te zijn

14

15

16

 

17

N-95 masker #1: deeltjes en vezels die verontreinigd lijken te zijn

18

 

19

20

21

N-95 masker #2: deeltjes

22

 

23

 

24

25

Anderzijds, wanneer mondkapjes gebruikt worden, kunnen deeltjes en vezels verder losraken. Op de volgende foto zien we een lichtelijk (weinig) gebruikt ziekenhuismondkapje, verlicht door een zaklamp.

26

Resultaten

Verschillende typen en soorten mondkapjes en -maskers zijn macroscopisch en microscopisch onderzocht. Elk type (nieuw en direct uit de verpakking genomen) masker bevatte vreemde lichamen (deeltjes) en/of ongeïdentificeerde vezels. Het eerste N-95 mondkapje bevatte het minste aantal losse deeltjes. Alle mondkapjes bevatten losse vezels in bijna elk deel van het mondkapje (elk zichtbaar deel).

Het stoffen mondkapje was al een keer gebruikt en gewassen en is daarna niet meer gebruikt. Hier zagen we ook losse vezels aan de geweven stof van het masker hangen, alsook vervuiling met losse deeltjes. In en aan het stoffen masker vonden we meer losse vezels dan bij de andere maskers: waarbij er 4 of 5 deels losgeraakte of ‘hangende’ vezels opvielen die je kon buigen en naar/richting het masker kon bewegen (we vonden ze verspreid over het zichtbare deel van het mondkapje, dat is aan de zichtbare buiten- en binnenkant).

De zichtbare vervuiling rond de ovale vorm van het chirurgische masker kan veroorzaakt zijn door een productiefout tijdens de thermische bewerking van de vezels. Het kunnen enkele druppels gesmolten polyethyleen zijn, of van een ander polymeer.

Conclusies

Chirurgisch personeel is getraind om nooit ook maar enig deel van het masker aan te raken (uitgezonderd de lusjes en de neusbrug) anders is het masker niet meer bruikbaar en moet het vervangen worden. Chirurgisch personeel is goed getraind in het niet aanraken van het mondkapje. Je ziet echter dat het algemene publiek regelmatig de verschillende delen van hun mondkapje aanraakt. Zelfs bij de maskers die net uit de verpakking waren gehaald, werd aangetoond dat zij deeltjes en losse en/of vervuilde vezels bevatten die je beter niet kunt inademen.

Zowel kleding van katoen als polymeer wordt goed verdragen door onze huid. Als de huid met deze stoffen bedekt wordt, treden er geen nadelige reacties op (mensen worden niet ziek), behalve wanneer de enige openingen naar het ademhalingssysteem bedekt worden. Het risico op inhaleren van deeltjes en vezels (een risico dat aanwezig is door de ventilatie tijdens het voortdurende ademhalingsproces) neemt toe door de grotere moeite die men moet doen (de extra kracht die men moet gebruiken) bij de pogingen het lichaam te voorzien van de zuurstof die het nodig heeft. Omdat daarbij de mond en neus redelijk tot goed afgedekt zijn, vormt dit een bron van zorg voor hen die hun longen gezond willen houden en daarom geen ongewenste deeltjes willen inademen.

Wanneer door mondkapjesgebruik een gedeeltelijke belemmering van de luchtwegen aan het normale ademhalingsproces wordt toegevoegd, wordt er dieper en krachtiger ingeademd. Als we dat combineren met het feit dat er na microscopisch onderzoek deeltjes gevonden zijn aan de binnenkant van de maskers (de gezichtskant) die nieuw uit de verpakking komen (en dus nog nooit gedragen zijn), is er een kans dat er een gevaarlijke hoeveelheid vreemde materialen in het longweefsel binnendringt.

Bovendien kunnen de mondkapjes op het moment dat ze gedragen worden óf alleen deeltjes verliezen door inademing, zodat ze in de longen van de drager terechtkomen, óf deze deeltjes en andere materialen zoals losse vezels aan de binnenkant van het masker zich gaan ophopen, zodat de eerder genoemde ‘burden’ toeneemt door biologisch en niet-biologisch materiaal (dat niet tot het materiaal van het masker zelf behoort, dus ‘niet masker’-materiaal) aan de binnenkant van het mondkapje.

Verdere mogelijke problemen zoals de macrofaagrespons en andere immunologische, ontstekings- en fibroblastreacties op zulke ingeademde deeltjes (voornamelijk afkomstig van de mondkapjes) zouden nader onderzocht moeten worden.

Als het veelvuldig dragen van mondkapjes door een groot deel van de wereldbevolking blijft aanhouden, neemt het risico op nadelige gevolgen door het inademen van maskervezels en biologische en niet-biologische verontreinigingen wereldwijd voor honderden miljoenen mensen alleen maar toe. Dit moet de alarmbellen doen afgaan bij artsen en epidemiologen die kennis hebben van en betrokken zijn bij werkgerelateerde gevaren (beroepsrisico’s).

Noot

Vertaald en van aanvullende verklarende voetnoten voorzien door E. W. J. Maatkamp. De oorspronkelijke Engelstalige versie van het artikel bevat een bijlage met foto’s gemaakt door een elektronenmicroscoop.

[1] Quati Makeeta (DC) is chiropractor.

[2] http://eddymaatkamp.nl/articles/mondkapjes.pdf

[3] De Amerikaanse versie van de Nederlandse Inspectie SZW (in 2012 ontstaan door samenvoeging van de Arbeidsinspectie, de Inspectie Werk en Inkomen en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst).

[4] Occupational Safety and Health Administration (OSHA), US Department of Labor. Besloten ruimten en andere atmosferisch gevaarlijke ruimten.

https://www.osha.gov/SLTC/etools/shipyard/shiprepair/confinedspace/oxygendeficient.html.

[5] De maximale hoeveelheid gas die bij een frequentie f per minuut kan worden in – en uitgeademd. Soms wordt de benaming MAMV (maximaal ademminuutvolume) of MBC (maximal breathing capacity) gebruikt. Het is een belangrijke parameter in de ademhalingsgeneeskunde vanwege de relatie met het kooldioxidegehalte in het bloed. Het kan worden gemeten met apparaten zoals een Wright-ademhalingsmeter of kan worden berekend op basis van andere bekende ademhalingsparameters. Hoewel het minuutvolume kan worden gezien als een volume-eenheid, wordt het in de praktijk meestal behandeld als een stroomsnelheid (aangezien het een volumeverandering in de tijd vertegenwoordigt).

[6] De maximale inspiratoire druk (Pimax) is een maat voor de inademingsspierkracht en wordt gemeten door na een diepe uitademing zo krachtig mogelijk in een gesloten cilinder in te ademen.

[7] S. Sharma, B. Brown, Spirometry and respiratory muscle function during ascent to higher altitudes. Lung, maart-april 2007. 185 (2): 113-21. doi: 10.1007/s00408-006-0108-y – https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/17393241.

[8] S. L. Malik, I. P. Singh, Ventilatory Capacity among Highland Biochemical Oxygen Demands (BODS): a Possible adaptive mechanism at high altitude, Annals of Human Biology, sept-okt 1979. 6 (5) 471-6. doi: 10.1080/03014467900003851 – https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/533244/.

[9] Het gedeelte van de hersenen dat de hersenstam met het ruggenmerg verbindt. Het bevat o.a. centra die de hartslag, ademhaling, spijsvertering en bloeddruk reguleren.

[10] Kort gezegd: chemoreceptoren die de ademhaling stabiel houden. Zij bevinden zich ter hoogte van de gemeenschappelijke halsslagader. Zij geven een signaal af als de partiële zuurstofspanning (PaO2) in arterieel (slagaderlijk) bloed onder de 60 mm Hg daalt. Hierop volgt een reactie van het lichaam door de koolstofdioxidespanning (PaCO2) in arterieel bloed te verhogen of de arteriële pH te verlagen. Dit is puur het geval bij hypoxie (een gebrek aan zuurstof).

[11] De verplaatsing van lucht in en uit de longen door het ademhalingsstelsel.

[12] W. Williams, Physiological response to alterations in [O2] and [CO2]: relevance to respiratory protective devices, The International Society for Respiratory Protection, National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH). 27 (1): 27-51. 2010.

http://www.isrp.com/the-isrp-journal/journal-public-abstracts/1154-vol-27-no-1-2010-pp-27-51-wiliams-open-access/file (via deze website).

[13] I. Holmer, K. Kuklane, C. Gao, Minute Volumes and Inspiratory Flow Rates During Exhaustive Treadmill Walking Using Respirators, The Annals of Occupational Hygiene, dl. 51, nr. 3, april 2007, pag. 327-335. https://doi.org/10.1093/annhyg/mem004.

https://academic.oup.com/annweh/article/51/3/327/139423.

[14] Dat is onder het longvlies.

[15] Matglasachtige vlekken, of ondoorzichtigheid van het grondglas.

[16] De term ‘centrilobulair’ betekent dat de ziekte of kwaal voorkomt in het centrum van de functionele eenheden van de longen (in de secundaire longkwabben).

[17] Rond de bronchiën en bloedvaten.

[18] Interstitieel betekent tussenliggend. In dit geval verwijst het naar de ruimte tussen de longblaasjes en de bloedvaten.

[19] H. Kobayashi, S. Kanoh, K. Motoyoshi, S. Aida. Diffuse lung disease caused by cotton fibre inhalation but distinct from byssinosis. Thorax.

https://thorax.bmj.com), nov. 2004. 59 (12), https://thorax.bmj.com/content/59/12/1095.

[20] Peggy S. Lai, David C. Christiani, Long-term respiratory health effects in textile workers, Current Opinion in Pulmonary Medicine, mrt 2013. 19 (2): 152-157. https://doi.org/10.1097/mcp.0b013e32835cee9ahttps://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3725301/.

[21] Gesmolten polymeer wordt door een rij spuitmonden geperst. Een sterke stroom hete lucht wordt langs de spuitmonden geblazen, waarna de ontstane vezels naar een collectorband geblazen worden. De aselect gedeponeerde vezels vormen een laagje met een non-woven structuur. Smeltgeblazen vezels kunnen tot wel 36 nanometer klein zijn.

[22] O. Fadare, E. Okoffo, Covid-19 face masks: A potential source of microplastic fibers in the environment, Science of the Total Environment (Elsevier), 1 okt. 2020. 737:140279. https://dx.doi.org/10.1016/j.scitotenv.2020.140279, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC7297173/.

[23] Fourier-Transform-Infraroodspectroscopie is een alternatieve manier om infraroodspectra op te nemen. Het infraroodlicht wordt door een interferometer geleid. Het gemeten signaal is direct de fouriertransformatie van het infraroodspectrum. Hieruit wordt met behulp van een computer het infraroodspectrum berekend en weergegeven.

[24] Ibid. O. Fadare, E. Okoffo.

[25] Uit deze verwijde luchtwegen kan het slijm niet goed afgevoerd worden, zodat de luchtwegen geïnfecteerd kunnen raken.

[26] Focaal is het tegenovergestelde van verspreid.

[27] Beschadigingen van het weefsel.

[28] Ophopingen van de eigen afweercellen in het weefsel.

[29] Een zeldzame en ernstige longziekte waarbij rondom de longblaasjes fibrose (littekens) wordt gevormd.

[30] J. Cortez Pimentel, Ramiro Avila, A. Galvão Lourenço. Respiratory disease caused by synthetic fibres: a new occupational disease, Thorax.

https://thorax.bmj.com) 1975, 30 (204): 205-19. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC470268/.

https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC470268/pdf/thorax00140-0084.pdf.

[31] De bioburden is de mate van microbiologische besmetting van een voorwerp vóór sterilisatie.

[32] Z. Liu, D. Yu, e.a., Understanding the factors involved in determining the bioburdens of surgical masks, Annals of Translational Medicine, dec. 2019. 7 (23). http://atm.amegroups.com/article/view/32465/html (directe download).

[33] W. A. Wuyts, C. Agostini, The pathogenesis of pulmonary fibrosis: a moving target, European Respiratory Journal, 2013 41: 1207-1218.

https://doi.org/10.1183/09031936.00073012, https://erj.ersjournals.com/content/41/5/1207.

[34] Oxidatieve stress is een stofwisselingstoestand waarbij meer dan een normale fysiologische hoeveelheid reactieve zuurstofverbindingen in de cel gevormd wordt of aanwezig is.

[35] G. Oberdörster, E. Oberdörster, J. Oberdörster, Nanotoxicology: an emerging discipline evolving from studies of ultrafine particles, Environmental Health Perspectives, juli 2005; 113(7): 823-839. https://dx.doi.org/10.1289/ehp.7339, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1257642/.

[36] Kleinere deeltjes hebben bij dezelfde massa een groter oppervlak dan grotere deeltjes, wat ervoor zorgt dat ze veel reactiever zijn dan grotere deeltjes met dezelfde massa en bijvoorbeeld ook meer ionen afgeven. De hoge reactiviteit kan lichaamscellen aanzetten tot het produceren van grote hoeveelheden chemisch-reactieve moleculen, waaronder vrije zuurstofradicalen en ontstekingsboodschappers. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld weefselschade en een verstoring van de normale lichaamsfuncties. Bron: Nanocentre – http://www.nanocentre.nl/index.aspx?id=158.

[37] Het stapsgewijze ontstaan, ontwikkelen en verloop van een aandoening of ziekte.

[38] Idiopathisch is zonder bekende, aanwijsbare oorzaak.

[39] Zie voor meer informatie over dit type cellen: https://nl.qaz.wiki/wiki/Pulmonary_alveolus.

[40] Eenvoudig gezegd is dit een een dunne, doorlopende, beschermende laag cellen.

[41] C. J. Scotton, R. C. Chambers, Molecular targets in pulmonary fibrosis: the myofibroblast in focus, Chest Journal, okt. 2007; 132(4):1311-21.

https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/17934117https://doi.org/10.1378/chest.06-2568.

[42] J. D. Byrne, J. A. Baugh, The significance of nanoparticles in particle-induced pulmonary fibrosis, McGill Journal of Medicine. jan. 2008. 11(1): 43-50. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2322933.

[43] Dit is een type transcellulair transport waarbij moleculen door het inwendige van een cel worden getransporteerd. Hoewel transcytose het meest wordt waargenomen in epitheelcellen, is het proces ook elders aanwezig.

[44] Het endotheel is een bedekkend eencellig laagje aaneengesloten cellen dat onder andere de binnenkant van hart, bloedvaten en lymfevaten bekleedt.

[45] Een axon of zenuwvezel is een uitloper van een neuron die elektrische impulsen geleidt.

[46] Dendrieten zijn de vertakte uitlopers van een zenuwcel (neuron). Ze geleiden elektrische impulsen die afkomstig zijn van andere neuronen van en naar het cellichaam van het neuron waar ze zelf toe behoren.

[47] D. Bodian, H. A. Howe, Experimental studies on intraneural spread of poliomyelitis virus, Bulletin of the Johns Hopkins Hospital, 1941 dl. 68 nr.3 pp.248-267. https://www.cabdirect.org/cabdirect/abstract/19422700792.

[48] International Commission on Radiological Protection. Human respiratory model for radiological protection. Ann ICRP. 1994. 24: 1-300. Het oorspronkelijke artikel lijkt niet beschikbaar te zijn. Het werd hier geupdated: https://www.researchgate.net/publication/5658235_Updating_ the_ICRP_human_respiratory_tract_model. (directe PDF download: http://journals.sagepub.com/doi/pdf/10.1177/ANIB_24_1-3).