Het Nederland van Rutte en De Jonge

intercity

Centraal Station Utrecht. 4 december 2020. Tegen negen uur in de avond.

Ik ga op de hoek van een groepje lange banken zitten in de grote stationshal. Nabij de roltrap naar perron 8/9 waar over een minuut of 25 mijn aansluitende intercity zal vertrekken Ver van iedereen vandaan.

Het is rustig. Ik voel zelfs een windje met frisse lucht en het plafond is zeker 10 m hoog. Kortom geen gevaar voor eventuele aerosolen. Maurice de Hond die ik al het hele jaar volg met zijn informatieve en realistische blogs zou goedkeurend zijn over mijn bewuste keuze van mijn zitplaats.

Er zitten wat mensen te eten her en der. Er zijn namelijk nog tal van eettentjes met afhaalservice open. Tegenover mij zit een meisje. Zonder mondkapje op. Ik ben moe. Het is een intensieve dag geweest. Mijn eigen mondkapje heb ik onder mijn kin laten zakken. Ik neem mijn bloedverdunners in. Adem diep in. Masseer mijn pijnlijke benen en ook mijn nekspieren.

Ik moet echt even zuurstof tanken.

Dat heb ik nodig af en toe. Ik heb al meerdere longembolieën overleefd. Ik heb een neuro-musculaire spierziekte. Enig overgewicht. En ik kamp al 20 jaar met de ernstige gevolgen van een niet ontdekte storing in de vitamine B12 stofwisseling. Heb ik dankzij mijn grondige studie van de wetenschappelijke literatuur van tekenbeetinfecties pas een paar jaar geleden zelf ontdekt. Heeft mij ruim een jaar gekost om dit bij een medische specialist van het prestigieuze Erasmus medisch universitair centrum bewezen te krijgen. Ik kan er inmiddels zelf een publicatie over schrijven. Misschien is er zelfs een causale relatie met laaggradige persisterende infecties die ik mogelijkerwijs op één van mijn vele ontdekkingsreizen in de wereld of zelfs in mijn achtertuin, door die kleine spinnetjes, teken genaamd, heb kunnen oplopen. Natuurartsen hebben mij op deze mogelijkheid gewezen omdat ze in mijn bloed pathogenen meenden te zien onder hun indrukwekkende microscopen. Schijnt overigens heel veel voor te komen. En ik ken inmiddels vele mensen met zeer ernstige klachten van “chronische Lyme”.

Dat is geen corona natuurlijk. Dat wordt door de media en overheid al 9 maanden  als een supergevaarlijke infectie gecommuniceerd. Tekenbeetziekten als Lyme daarentegen krijgen nauwelijks enige aandacht. Patiënten worden gemarginaliseerd en krijgen in Nederland niet de adequate medische zorg. Vanwege onkundige of onwetende artsen. Het is wereldwijd een miskende stille pandemie. Al bijna 50 jaar. Ach ik ga u hier nu niet mee vermoeien. Dat doe ik wel via mijn bestuurdersfunctie bij de Stichting Tekenbeetziekten, waar ik mij als onbezoldigde vrijwilliger sedert 1 september 2019 intensief inzet voor doodzieke Lyme patiënten.

Er staat ineens een BOA voor mijn neus. Een man met een geel hesje. Het meisje van in de 20 aan de overkant wordt gesommeerd een kapje op te zetten. Ze volgt geschrokken direct het bevel op van de forse man met priemende ogen en zware stem. Ze staat op en loopt snel weg. De man draait zich naar mij om en zegt mij net iets te autoritair “U ook mijnheer”.

Ik leg uit dat ik adem nodig heb. Dat ik net medicatie heb ingenomen met wat water en nu even tot rust moet komen. 
“Daar heb ik niks mee te maken.”
Ik probeer uit te leggen dat het me nu even niet goed uitkomt om mijn mondkapje op te doen. Dat is niet bevorderlijk voor mijn gezondheid.
“Daar heb ik niks mee te maken.”
Ik wijs erop dat er niemand in de buurt zit. De dichtstbijzijnde mensen zitten op 4, 5 meter afstand.
“U weigert?”
Ik wil even zuurstof tanken. Is dat zo erg? Als ik zo naar de trein ga, doe ik mijn mondkapje weer op.
“U weigert dus.”

Hij loopt boos weg. Ik had zijn autoriteit in twijfel getrokken door op mijn grondrechten te wijzen. Had ik toen maar de precieze inhoud geweten van artikel 1B-2A1.2 van de “Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met de invoering van aanvullende verplichtingen om een mondkapje te dragen (Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19)”. In het eerste lid staat “personen van 13 jaar en ouder dragen een mondkapje in een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen”, maar in het tweede lid staat dat het eerste lid niet geldt “voor personen die geplaceerd zijn en de veilige-afstandsnorm in acht nemen”. Ik neem aan dat met geplaceerd wordt bedoeld dat je ergens zit? Of moet je naar je plaats zijn gebracht? Wat is het verschil?

Even later is de BOA terug. Met drie politie-agenten. Twee in uniform, één in burger. Allemaal met een masker voor hun mond en neus.
Ik word opnieuw gesommeerd mijn mondkapje op te doen. Ik leg uit dat ik dat om medische redenen op dit moment niet wil. Ik ben even zuurstof aan het tanken.

Misschien had ik me moeten beroepen op artikel 2a4 van de “Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met de invoering van aanvullende verplichtingen om een mondkapje te dragen (Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19)”. Daar staat: “De verplichtingen in dit hoofdstuk gelden niet voor personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen.” Soms kan ik het even niet, soms wel.

Ik vraag of ze zich willen identificeren. Ze zwaaien met onleesbare pasjes. Ze weigeren dichter bij te komen. Alleen de agent in burger komt dichtbij.
U bent een bedreiging voor de volksgezondheid, bijt hij me toe. 
Ik versta hem eerst niet goed. Mijn gehoor is niet al te best. Hij pruttelt vanachter zijn mondkapje.
U doet zeker net of u mij niet hoort?
Hij gelooft me niet. Komt vlak bij me staan.
Hoe kan ik de volksgezondheid in gevaar brengen door hier te zitten?
U moet een mondkapje op doen.

Heeft u daar verstand van dan? Hoe kan ik iemand in gevaar brengen door hier te zitten?
U moet uw mondkapje over uw neus doen.
Denkt u echt dat dat helpt tegen virusverspreiding?

Als u weigert gaan wij u een aanwijzing geven.
Ik vraag hem of hij afstand wil houden. Ik voel me geïntimideerd door deze vier kerels. Ik ben niet meer de jongste. Bijna 70. Waarom laten ze me niet met rust?
Ik moet mijn rijbewijs laten zien. Mijn vervoerbewijs.
Terwijl dit aan de gang is, is de BOA me strak aan het aankijken. Wat wil hij? Een stare-down? Ik begin terug te staren. Minstens één minuut kijken we elkaar strak aan. Dan kijkt hij weg.

Ze vertellen me dat ik drie bekeuringen krijg. Een omdat ik weiger een mondkapje te dragen, een omdat ik weiger een aanwijzing op te volgen. De derde ben ik vergeten. Heeft geloof ik te maken met mijn verbale verzet. Ik werd namelijk herhaalde malen hoofdschuddend  met “mijnheer wil niet luisteren” toegesproken. Ik ben verbijsterd van deze 180 graden verdraaiing. Ik probeer juist deze vier personen ervan te overtuigen dat het crisisteam van het kabinet onder aanvoering van 2 bewindslieden met onmiskenbare onderwijzerseigenschappen al die maatregelen nemen voor mensen als ik die volgens allerlei criteria tot de risicogroep zou behoren. Zie ik er dan toch nog zo jeugdig uit? Ik heb mij kranig verweerd en ze zelfs voorgehouden dat hun dwingend optreden schade kan brengen als ik hun “bevelen” zou opvolgen. Kom op zeg. Ik ben geen mak lammetje maar een levenservaren en ook nog hoog opgeleid en goed geïnformeerde bezorgde burger.  Het is dat ik ze niet draag, maar mijn klomp breekt.

Het wordt tijd om mijn trein te halen. Ik doe het mondkapje dat om mijn kin hangt af, zoek in mijn tas naar een ander mondkapje, dat ik speciaal heb laten maken, door een bevriende kennis. Er zitten gaten in die groot genoeg zijn om makkelijk adem door te halen. Ze denken dat ik helemaal geen mondkapje meer op wil nu. Ze dreigen met nog een boete. Ik haal het mondkapje tevoorschijn. Doe het ostentatief om mijn mond en neus. Zouden ze beseffen dat het ding totaal zinloos is om een virus tegen te houden – nog zinlozer dan de standaard mondkapjes? Ze hebben niets in de gaten. Ze volgen gewoon orders op. Zonder mededogen.

Ik loop naar de trein. Daar ga ik dan. Ik voel me oud, in Nederland, in 2020. BOA’s krijgen toch knuppels, per 1 januari? Ik meen zoiets te hebben gelezen. Ik bedenk dat ik niet eens een bewijs heb gekregen van de bekeuringen. Ze hebben alles digitaal afgehandeld. Kassa voor Microsoft. Of zou het allemaal nep zijn geweest? Wilden ze me gewoon intimideren?

Op de roltrap kan ik het niet nalaten toch even de opmerking van sneue mensen te maken. Ze vechten tegen hun eigen burgers. Uit mijn ooghoeken meen ik een impuls te zien om mij fysiek de les te lezen. Gelukkig brengt de roltrap mij in veiligheid. Ik moet natuurlijk op mijn oude dag wel enige wijsheid tonen en het juiste voorbeeld geven. Die zal ik in de komende maanden, jaren?, wel extra nodig hebben, verwacht ik.

Ik stap in de trein naar Rotterdam, zoek een plekje. Ik ken de namen van die kerels niet eens. Figuren met pasjes. Mannen met maskers. Agenten die eruit zien als bankrovers. Zou het door die mondkapjes komen dat ze hun menselijkheid kwijt zijn geraakt?

De trein vertrekt. Ik deel mijn ervaringen direct per app met circa 25 collega burgerjournalisten met wie ik nu enkele maanden goed contact heb. Ik moet mijn verhaal bij de eventuele rechtszaak wel kunnen onderbouwen. De trein dendert  verder door het donkere land. Het land van Rutte en de Jonge.